Scheuren in de muren zijn gevolgen van aardbevingsschade tenzij…

Door: skjuristen | 18 mei 2020

Ruud en Gerda wonen ruim dertig jaren in hun woning in Appingedam, midden in het aardbevingsgebied. Na elke beving lopen zij een ronde rondom hun woning om te zien of er nieuwe scheuren beschikbaar zijn. In het verleden hebben zij diverse schade-experts over de vloer gehad met wisselende uitkomsten. Soms werd de schade erkend als aardbevingsschade, soms gedeeltelijk soms niet en werd aangegeven dat de schade het gevolg was van verzakking, vernatting, krimpscheuren, zettingsschade en andere zaken. De frustratie hieromtrent liep steeds verder op totdat in 2017 het wettelijk bewijsvermoeden in werking trad met als gevolg dat zij niet langer aan hoefden te tonen dat er sprake was van aardbevingsschade, maar de NAM moet aantonen dat er geen sprake is van aardbevingsschade.

Kees en Paula wonen sinds een aantal jaren in hun droomwoning in Veendam. Zij hebben ook scheuren in de muren ontdekt maar ja, is dit wel aardbevingsschade? Kees zegt dat hij in de bouw werkzaam is, wat hem betreft zouden de scheuren het gevolg kunnen zijn van aardbevingen maar andere oorzaken kan hij ook niet uitsluiten. “Ach, het zijn ellenlange procedures en er wordt toch veel afgewezen, ik heb er geen zin in om erachteraan te gaan. Mijn woning zal wel blijven staan”.

Heb ik aardbevingsschade?

Zoals Kees en Paula zijn er veel huishoudens die twijfelen of de schade in hun woning door aardbevingen is veroorzaakt en of zij de moeite moeten nemen om een schademelding bij de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (hierna: TCMG) in te dienen. Juist voor deze mensen is het van belang te weten dat vanaf 2017 het wettelijk bewijsvermoeden van toepassing is. Niet de bewoner moet bewijzen dat er sprake is van aardbevingsschade, de NAM moet bewijzen dat er geen sprake is van aardbevingsschade.

Art. 6:177a BW

1. Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld zou kunnen zijn, wordt vermoed dat die schade veroorzaakt is door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk.
2. De benadeelde kan zich slechts beroepen op het vermoeden, bedoeld in het eerste lid, indien hij de exploitant, bedoeld in artikel 177, op diens verzoek de relevante bescheiden betreffende het gebouw of werk ter inzage geeft indien hij daarover beschikt, en de exploitant genoegzaam gelegenheid geeft de schade te onderzoeken.

Het toepassingsbereik

Zoals uit de wettekst blijkt kunnen eigenaren van onroerend goed die schade ten gevolge van gaswinning uit het Groningenveld lijden een beroep doen op het bewijsvermoeden. Onzes inziens is het een groot misverstand te veronderstellen dat het onroerend goed gelegen moet zijn binnen de contouren van het Groningenveld. In de wet staat omschreven dat het moet gaan om “schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld. Het is daarom goed mogelijk dat de gevolgen ook buiten de contouren van het Groningenveld zich manifesteren alhoewel te verwachten is dat dit gelijktijdig discussies van een andere orde kan oproepen. Hoe verder men van het Groningenveld verwijderd is, hoe groter de kans dat niet langer van redelijke voorzienbaarheid kan worden gesproken dat de geconstateerde schade aldaar het gevolg is van gaswinning. Dit is een tamelijk juridisch technische benadering dat in deze blog niet verder uitgewerkt zal worden maar het kan wel degelijk relevant zijn. Als bouwkundige uitkomsten en rapportages ruimte voor discussie laten dan is het de moeite om juridisch te beschouwen of het bewijsvermoeden in een concreet geval buiten het Groningenveld van toepassing kan zijn. Als het antwoord bevestigend is, dan kan dit van doorslaggevende betekenis zijn bij de interpretatie van bouwkundige uitkomsten.

Vermoeden versus zekerheid

Het is ontegenzeggelijk waar dat het bewijsvermoeden een grote vlucht voorwaarts is voor eigenaren van onroerend goed in het aardbevingsgebied. De bewijslast en het bewijsrisico komen in afwijking van het algemene aansprakelijkheidsrecht voor rekening en risico van de NAM. Evenwel is het zo dat wanneer de NAM voldoende aannemelijk weet te maken dat de schade een andere oorzaak heeft, de bewijslast opnieuw bij de benadeelde komt te liggen. Anders gezegd wordt de bewijslast door het bewijsvermoeden niet verschoven maar wordt de NAM in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren.

Niet elke geconstateerde schade in het Groningenveld wordt dus per definitie als het gevolg van gaswinning gezien maar van elke schade wordt wel vermoed dat het aardbevingsschade is. Het is aan NAM om dit te weerleggen. Dit is een behoorlijk pittige opdracht waarbij de NAM aannemelijk moet maken dat de schade niet is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld. Gelet op de bedoeling van de wetgever bij de totstandkoming van art. 6:177a BW, moeten zware eisen aan de weerlegging van het bewijsvermoeden gesteld worden. Eerst wanneer in een concreet geval evident en aantoonbaar een andere oorzaak als uitsluitende oorzaak van de schade kan worden aangewezen, kan het bewijsvermoeden als weerlegd worden beschouwd.[1]


[1] Arbiter Bodembeweging, zaaknummer: 18/0262, d.d. 19 juli 2019.

Wat te doen?

Alhoewel het bewijsvermoeden niet het ei van Columbus is wordt het voor benadeelden een stuk eenvoudiger om ontstane schade vergoed te krijgen. Indien u scheuren en/of andere schade aan uw woning ontdekt waarvan u zelf niet uit kunt sluiten dat het niet ten gevolge van gaswinning komt, dan is het aan te beleven om de geconstateerde schade te melden bij de TCMG. Experts die door de TCMG worden aangewezen (en geen connecties hebben met de NAM) zullen uw schade beoordelen en zullen bij een afwijzing van een specifieke schade moeten motiveren welke andere evidente oorzaak voor de schade bestaat. De conclusies hieromtrent volgen met name uit bouwkundige onderzoeken al hebben zij bij afwijzing ook een stevig juridisch karakter. Indien een schade wordt afgewezen kan de bouwkundige niet volstaan met een motivering die duidt op een goed onderbouwd vermoeden, de mogelijkheid dat de schade het gevolg is van aardbevingsschade moet in beginsel uitgesloten kunnen worden. 

Het heeft altijd zin om een melding van vermoedelijke aardbevingsschade te doen. U hoeft zelf niet aan te tonen dat de gevonden scheuren daadwerkelijk het gevolg zijn van aardbevingen en wij begeleiden u kosteloos van A tot Z om op een goede manier schadeloos gesteld te worden. Heeft u vragen of bent u enthousiast geraakt, neem dan vrijblijvend contact met ons op om de mogelijkheden te bespreken.
Bovenstaande blog is van algemene aard en kan niet worden opgevat als een op maat gemaakt juridisch advies. Heeft u een persoonlijke vraag? Neem dan vrijblijvend contact met ons op om uw specifieke situatie te bespreken.